ECG
Beoordeling van het ECG.
Volgorde:
·
ritme
·
frequentie.
·
hartas.
·
p - q tijd.
·
QRS tijd.
·
eventuele aanwezigheid bundeltakblok.
·
beoordeling QRS complex
·
beoordeling ST segmenten.
·
beoordeling T toppen.
Onderscheid in ritmen:
1. Supraventriculair.
2. Ventriculair.
Normaal sinusritme: frequentie 60 - 100 sl/min.
·
Sinusbradycardie: ,, 60 - ,,
·
Sinustachycardie: ,, 100 - 170 sl/min.
·
Atriumritme: ,,
50 - 60 sl/min.
·
Snel atriumritme ,, 60 - 100 sl/min.
·
Atriumtachycardie ,, 100 - 240 sl/min.
·
Paroxysmale Atriumtachycardie met blok
( P.A.T. met blok) atriumfrequentie meestal 200sl/min.kamerfrequentie
afhankelijk van A.V. geleiding. (digitalisintoxicatie)
·
Atriumflutter: Atriumfrequentie plus of min. 300 s1/min. Kamerfrequentie afhankelijk van de A.V. geleiding dus 2:1 geleiding:
kamerfrequentie 135 - 165 s1/min.: 3:1 geleiding kamerfrequentie 90 - 110
s1/min. Ook wisselende A.V. geleiding komt voor.
·
Atriumfibrilleren: Atriumfrequentie 400
- 600 sl/min., irregulair! Kamerfrequentie 150 - 180 sl/min. irregulair.
·
(alleen regulair ritme mogelijk bij een
totaal blok op A.V. niveau).
·
Junctionritme frequentie 40- 55 sl/min.
·
Versneld junction ritme
frequentie55-100 sl/min.
·
Junction tachycardie frequentie 120-240
sl/min.
·
Ventriculair ritme frequentie 20- 40
sl/min.
·
Versneld Ventriculair ritme:
frequentie40-100 sl/min.(a.i.v.r.)
·
Ventriculaire Tachycardie: frequentie
100-260 sl/min.
·
Bidirectionele tachycardie: Tachycardie
waarbij opeenvolgende QRS complexen in sommige af leidingen tegen over elkaar
staan. Het ritme kan ventriculair en supraventriculair zijn en er is uiting van
digitalisintoxicatie.
·
Torsade de pointes: Ventriculaire
Tachycardie waarbij het QRS-complex geleidelijk van richting verandert,
waardoor de top van het complex als het ware om de iso-elektrische lijn draait.
·
Ventrikelflutter: frequentie + 300 sl/min.
·
Ventrikelfibrilleren: frequentie + 400
sl/min.
·
Geen ritme: asystolie.
Geleidingsstoornissen.
·
SSS; (Sick Sinus Syndrome): extreme bradycardie op oudere leeftijd sinusarrest. sino-auriculair blok.
boezemfibrilleren met lage kamer frequentie niet veroorzaakt door medicatie.
brady- tachycardiesyndroom.
·
1° A.V. Block: verlenging van de P - Q tijd, langer dan 0,21 sec.
·
2° A.V. Block: (mobitz 1 of wenkebach) Verlenging van P - Q tijd, met afname van de
toename van de verlenging. "decrement van het increment." Verkorting
van RR interval, niet alle slagen worden voortgeleid. Hiervan zijn variaties
mogelijk: 3:1, 4:1, 2:1 tweede graads A.V. blok.
·
TOTAAL A.V. Block:Geen enkele slag wordt voort geleid.Normaal ontstaat vlak onder het blok
een escaperitme. Er is een A.V. Dissosiatie d.w.z. er is geen samenhang tussen
supra-ventriculaire en ventriculaire elektrische aktiviteit. Escaperitme
redelijk betrouwbaar.
·
Verkorting van P-Q tijd kan wijzen op
W.P.W. syndroom.
·
2° blok op bundeltakniveau: plotselinge
uitval, geen verlenging van de P - Q tijd. ( mobitz II )Prognose minder gunstig
dan bij Mobitz type I.
·
Totaal blok op bundeltakniveau: geen
enkele slag wordt voortgeleid. QRS verbreedt en bizar van vorm. Ongunstig,
escaperitme is onbetrouwbaar. Door verlaagde frequentie kans op PVC tot VF.
Prognose afhankelijk van oorzaak. Definitieve behandeling: Pacemaker.
Stand van de elektrische hartas:
De normale hartas loopt van + 120 tot -
30° zuigelingen en kinderen tot 10 jaar hebben een rechter hartas van 10 - 18
jaar een vertikale hartas.
Bij mensen van ± 65 jaar en ouder
dreigt de stand van de elektrische hartas naar links te gaan.
Bij een groot Antero/septaal infarct
met RBTB en Fasiculus Anticus blok bestaat er een linker asdraai.
Bij een Fascicuclus posticus blok
ontstaat er een rechter asdraai. Ook zonder infarct is het partiële hemiblok
mogelijk; dit uit zich in een linker of rechter asdraai.
Intervallen
P - Q interval 0,12 - 0,21 seconde.
Q - T interval 0,35 - 0,42 seconde.
QRS interval 0,07 - 0,10 seconde.
S-T interval 0,24 - 0,32
seconde.
ECG afleidingen
·
Af l. I, II, III = standaardafleidingen
volgens Einthoven.
·
Af l. aVR, AvI en aVf = Versterkte
(augmented) afleidingen extremiteiten volgens Goldberger.
·
Af l. V1-V6 = unipolaire precordiale
afleidingen volgens Wilson.
·
Lewis-af l. = speciale bipolaire
borstafleiding. P top wordt hierdoor meer zichtbaar gemaakt. Plaatsing:R.A.
elektrode op 2e intercost. rechts naast sternum, L.A. elektrode op 4e
intercostaalruimte rechts registeren op af l. 1.
·
Rechter Ventrikel ECG: standaard
afleidingen onveranderd precordiale: VI, V2, V3R, V4R,V5R, V6R . R.V. infarct:
V3R en V4R ST elevaties van >1 mm tot 12 - 14 uur na ontstaan infarct
zichtbaar.
·
oesophagus elektrode als sonde
ingebracht om boezem aktiviteit te registreren.
Bundeltakblokken
·
RBTB : Rechterbundeltakblok . Af l. I
·
compleet: Initiele activiteit normaal
-af l. V6. QRS complex VI en V2. -af l. V1. VI St depressie en neg. T top -Afl. I en AVL: kleine Q normale R, stompe brede S in V6. Bij A/S infarct geen le
R en geen neg. T in V1, maar ST -elevatie. RBTB komt vaak bij jonge mensen
voor, heeft op zich geen pathologische betekenis.
·
Incompleet: het enige verschil is dat
de duur van het QRS complex langer is dan 0,10 sec. maar korter dan 0,12 sec.
·
LBTB: Linkerbundeltakblok.
·
Compleet: Initiele activatie
abnormaal-af l. 1. QRS 0,12 sec. of breder -afl. V6. Brede R -afl. 1 AVL en V6 Geen Q in afl. 1. Meestal geen R in V1, soms
wel dan septale vezels vezels intact.Vaak een notch in de R van afl. I .
Afleiding 1 diepe S. Afleiding Vl St elevatie bol van vorm, anders dan bij
infarct. ST segmenten niet te beoordelen. Onderwandinfarct nog wel vast te
stellen d.m.v. Q's LBTB altijd pathologisch.
·
Incompleet: het enige verschil met
compleet is dat de duur van het QRS compleet langer is dan 0,10 sec. maar
korter dan 0,12 sec.
P-Toppen.
Bij een normaal sinusritme zijn de P-toppen positief in de afleidingen II,
III AVF, en licht bifasische in VI.
Een notch in de P top in I en II en/of
een bifasische P top in VI, waarbij het negatieve deel van de P-top groter of
gelijk is aan 0,04 sec en een diepte heeft van 1 mm of meer kan passen bij
linker boezem hypertrofie.
Als de P toppen in de afleidingen II,
III en AVF groter of gelijk zijn aan 2,5 mm en breder of gelijk zijn aan 0,12
sec. dan kan dat wijzen op rechterboezemhypertrofie.
Een negatieve P top in VI past hier ook
bij.
Q's
Normaal: Aanwezig in af l.: I AVL V6
(septumactivatie) Aanwezig in afl.: AVR < 1 mm diep is en een breedte heeft
van < O.O4sec. Bij een rechter asdraai is een Q in II, III en AVF normaal.
Pathologisch: Als hij breder/gelijk is
aan 0,03 sec. en groter of gelijk is aan 1/3 deel van de daarop volgende R in
af l. I, II, V2 - V6 en AVF. Als hij breder/gelijk is 0,05 sec. en
groter/gelijk is aan 1/3 deel van de daarop volgende R in afleiding III. QR
patroon in II, V1 - V6.
R-toppen.
Normaal: R toppen zijn klein in
afleiding V1 en nemen toe in hoogte tot V4, V5, daarna weer afname in grootte.
Pathologisch: Abrupte R-top toename,
geen geleidelijke toename, maar ineens hoge R toppen (Precordiaal) R-top
verlies kan wijzen op infarcing.
Hoge R top in afleiding V1: Rechter
Ventrikel Hypertrofie. RBTB. W.P.W. syndroom. Posterior infarct.
ST segmenten.
Normaal: St segment begint op de
basislijn, loopt lang zaam omhoog, gaat over in de T-top. 1 - 2 mm ST elevatie
in V1 - V2 is normaal.
Pathologisch: Meer dan 1 mm ST elevatie
in af l. I, II, III, AVL, AVF, V3 - V6. Meer dan 2 mm ST elevatie in V1, V2. Meer
dan 0,5 mm ST depressie, horizontaal verlopend St segment, of af lopend ST
segment in afl. I, II, III, AVL, AVF, V1- V6. Acute infarcering geeft ST
elevatie in dat gebied en depressie in het tegenovergestelde gebied.(reciproke
Depressie.)
T-toppen.
Normaal: Asymetrisch van vorm, d.w.z.
dat het stijgende deel van de T-top langer duurt dan het dalende deel. Positief in I, II,
AVL, V3 - V6. T- toppen zijn in de af l. II, III en
AVF, vooral afl.III.
Pathologisch: Vlakke T-top: minder dan
0,5 mm negatief en positief. Negatieve T-top in I, II, V3 - V6 T-top
veranderingen in af l. II, III en AVF tegelijk. Neg.T-top III of AVF is niet
pathologisch. T-top in AVL beoordelen als de daarop volgende R groter of gelijk
is aan 5 mm. (als de R-top kleiner is dan 0,5 mm zijn T-top veranderingen
sneller pathologisch. Als T-top in V1 groter is dan dan de T-top in V6 is dat
meestal het eerste teken van LVH. T-top veranderingen meer pathologisch dan bij
vrouwen. Symmetrische T-toppen, hoge en spitsere T-toppenT top inversie. Nog T
top in af 1. I met positief QRS. Als in af 1. I met positief QRS is, dan moet
de T top in af l. I groter zijn dan in af l. III.
U-golven.
Komt voor bij : Hypokaliemie ,
Sinusbradycardie , Coronairlijden.
U-golven zijn het beste zichtbaar in af
l. V2 - V4. Inversie van de U-golf tegengesteld aan de T-top is pathologisch
Infarcering.
Q's of QS patroon, R-top verlies in
volgende af leidingen:
I, AVL Hoog Lateraal.
I, AVL, VS, V6 Lateraal.
I, AVL, V3 - V6 Anterolateraal.
I, AVL, VI - V6 Antero septaal
lateraal.
VI - V4, (I, AVL) Antero septaal.
V2 - V4 (I, AVL) Anterior.
V1 - V2 Septaal.
II,III, AVF Inferior.
II, III, AVF V3R, V4R Inferior en rechter ventrikel.
II, III, AVF, V5, V6,V3R,V4R Inferior rechter Ventrikel en lateraal
II, II, AVF + Hoge R in VI Infero Postior.
Hoge R in VI Posterior.
Ventrikelhypertrofie
L.V.H. R in I, II en III groter of gelijk
aan 20 mm R in AVL groter of gelijk aan 12 mm. R in V5, V6 groter of gelijk aan
26 mm Intrinsicoide Deflexie: breedt van het stijgende of dalende deel van de
R-top. In V6 is dit groter of gelijk aan 0,055 sec. S in VI + R in VS - V6
groter of gelijk aan 35 mm ST depressie in af l. 1, AVL, VS V6 (zonder
digitalis gebruik) Neg. T in I, AVL, V5 en V6 (met digitalis gebruik) Linker
asdraai.
R.V.H. R in VI groter of gelijk aan 5 mm.
R/S ratio groter of gelijk aan I in VI S is groter dan de R in I. S is groter
dan de R in V5.
Longembolie.
Diepe S in afleiding VI. ST elevatie in
afleiding II. Diepe Q + neg. T in afl. III. Draaiing van de hartas links/rechts
Meestal rechts. Vaak sinustachycardie of boezemfibrilleren. Compleet of
incompleet RBTB. ST depressie in T-top inversie
precordiaal. Toename R/S ratio in VI.
Pericarditis.
ST elevaties in vrijwel alle af
leidingen. Geen reciproke ST depressies. ST segment is bol van vorm. Daling PTa
segment. Verticale stand van de elektrische hartas. Na
verloop van dagen wordt het ST segment isoelektrisch en de T-top inverseert.
Vaak Supra Ventriculaire ritmestoornissen.
Hyperkaliemie.
Smalle spitse T-toppen en/of
afwezigheid van T-toppen. Verbreding QRS complex. Ventriculaire
ritmestoornissen tot V.F. Verkorte QT tijd.
Hypokaliemie.
Concave depressie van het ST segment.
Zwak positieve of negatieve T-toppen. Hoge U-golven die samenvallen met de T-top.
Vooral zichtbaar in V2 - V4.
Hypercalciemie.
Verkorting van het ST segment.
Verkorting van QT tijd daardoor.
Hypocalciemie.
Verlenging van het ST segment. Toename
QT tijd.
Hypertensie.
ECG veranderingen passend bij L.V.H.
Dipoxine.
Normale spiegel : ST depressie.
Komvorming AV geleiding. Vertraging AV geleiding. Kortere QT tijd.
Toxische spiegel: le tot 3e graads AV
blok. P.A.T. met blok. Nodaal tachycardie. PVC tot VF.
Kinidine.
Normale spiegel: ST depressie. vlakkere
T-toppen. U-golven.
Toxische spiegel: Toename qrs breedte.
AV geleidingsstoornissen tot 3e gr. AV blok. PVC tot VF.
Romano Ward
Syndroom.
Erfelijke aandoening gekenmerkt door
verlengde QT tijd daardoor verhoogde kans op ventriculaire ritmestoornissen
daardoor kans op mors subita. Syncope vooral bij inspanning. QT tijd varieert
van slag tot slag.
Jervell Lange Nielsen Syndroom.
Verlengde QT tijd, doofheid. meestal
familair. Verhoogde kans op mors subita door Ventriculaire ritmestoornissen.
Wolff Parkinson
White Syndroom. (Pre-exitatie syndroom)
Korte PQ tijd Verbinding Boezem - Kamer
(Bundel van Kent) Delta golf. Verbreed QRS complex. Kans op Mors Subita bij
boezemfibrilleren.
Lown Ganong Levins Syndroom.(Pre-excitatie
syndroom)
Korte PQ tijd (korter dan 0,12 sec). Normaal
QRS complex. Ook kans op Mors Subita bij B.F. Atria verbonden met onderste deel
AV knoop of His (James Bundel)
Pacemaker
Bij elektrode gelegen in rechter
Ventrikel QRS, 0,12 sec of meer. VI, V2 en V3 zien wij kleine R-toppen gevolgd
door diepe S toppen. Soms QS complexen in deze af leidingen. In V5, V6 een
brede R top of RSR accent complex. De T-top in negatief en het ST segment ligt
beneden de iso elektrische lijn.Vlak voor het QRS complex is een spits
zichtbaar.
Ejaculatio praecox: clomipramine 25 mg (=Anafranil) liefst 12-24 uur voor
geplande sexactiviteit (werkt ws ook 2-4 uur van tevoren)
of: paroxetine 20 mg
dd (evt na 1 week 40 mg dd)
Epididymitis is met echo te diagnostiseren. Bij jonge mannen meestal
tgv SOA : 2 weken behandelen en bijstellen op geleide van kweek.
Tonisch – clonisch
insult en status epilepticus
(status
epilepticus: > 30 min. kort na elkaar recidiverende epileptische aanvallen)
(mogelijke oorzaak
recidiverend insult: te lage serumspiegel anti-epileptica, slaaptekort,
alcohol++ of plots stoppen alcoholinname)
((hetero)anamnese:
prodromi? Motorische manifestaties? Ernst bewustzijnsstoornis? Postictale fase:
verward, slaperig, bradyfreen? Eerdere aanvallen? Welk type?
VG:CVA,meningo-encephalitis,trauma, cerebrale problemen geboorte?Fam?
Differentiële
diagnose:
- Pseudo-insulten
(op grond van psychiatrische problematiek): vaak opvallend resistent tegen hoge
doses sedativa/anti-epileptica
- Syncopes (kan met
schokjes armen en incontinentie)
- Hyperventilatie
Behandeling:
Status epilepticus:
- Altijd spoedopname
- Diazepam rectiole
10 mg/2,5 ml (> 3 jr) (1-3jr: 5 mg) (<1 jr: 0,5 mg/kg). Effect na 5-10
min. Na 10 min evt herhalen.
- (diazepam evt i.v.
(niet i.m) langzaam toedienen 5mg/min. cave hypotensie of AH-depressie na
bolus))
- O2
(masker)
1ste
aanval: zelden indicatie spoedopname of behandeling anti-epileptica. >
Verwijzing neuroloog voor verdere diagnostiek. (kan symptoom zijn organische
cerebrale aandoening (bloeding, infectie, tumor, trauma)
Bij elke pt met
tonisch-clonisch insult: zsm consult neuroloog